 Fiat 500: Veiligheid van het voertuig
Fiat 500: Veiligheid van het voertuig
		
		
		
		
		1) SLEUTELS EN CODE CARD
	- De elektronische onderdelen in de sleutel kunnen beschadigen 
	als de sleutel aan sterke schokken wordt blootgesteld. Om een correcte 
	werking van de inwendige elektronische componenten te garanderen, mag de 
	sleutel nooit aan direct zonlicht blootgesteld worden.
- Bij verkoop van de auto, moeten alle sleutels en de CODE-card 
	aan de nieuwe eigenaar overhandigd worden.
2) STOELEN
	- De bekleding van uw voertuig is ontworpen om bestand te zijn 
	tegen slijtage bij normaal gebruik van het voertuig. Er moeten wel enkele 
	voorzorgsmaatregelen getroffen worden. Vermijd excessief schuren tegen 
	kledingaccessoires zoals metalen gespen en klittenband die, als ze veel 
	druk uitoefenen in een klein gebied, zouden kunnen afbreken, met 
	beschadiging van de bekleding als gevolg.
- Verwijder voordat de rugleuning wordt ingeklapt alle voorwerpen 
	die op de zitting liggen.
3) KLIMAATREGELING
Gebruik nooit het koelmiddel R12, aangezien dit niet compatibel is met de 
systeemcomponenten van de klimaatregeling.
4) RUITENWISSERS EN ACHTERRUITWISSER
	- Gebruik de ruitenwissers of achterruitwisser nooit om 
	opgehoopte sneeuw of ijs van de voorruit te verwijderen.
Onder dergelijke 
	omstandigheden wordt bij overbelasting van de ruitenwissers voor en 
	achter de beveiliging ingeschakeld, waardoor de ruitenwissers enkele 
	seconden worden uitgeschakeld. Als hierna de ruitenwissers niet meer 
	werken, neem dan contact op met het Fiat Servicenetwerk. 
Schakel de ruitenwisser niet met van de ruit opgeheven wisserblad in:
	- Schakel de regensensor nooit in tijdens een schoonmaakbeurt in 
	een wastunnel.
- Zorg ervoor dat het systeem is uitgeschakeld als er ijs op de 
	voorruit zit.
5) SCHUIFDAK
	- Open het schuifdak alleen in "spoilerstand" als er een imperiaal 
	gemonteerd is.
- Open het schuifdak niet als er sneeuw of ijs op is: risico op 
	beschadiging.
- Let op dat er geen voorwerpen op de hoedenplank worden geraakt 
	wanneer de achterklep wordt geopend.
6) CABRIODAK
	- Open het vouwdak nooit als er sneeuw of ijs op ligt, om 
	beschadiging te voorkomen.
- Leg geen voorwerpen op de hoedenplank om beschadiging te 
	voorkomen als het dak gesloten wordt.
- Er mogen geen ladingen op het dak worden geplaatst.
- Vogelpoep moet zo snel en zo goed mogelijk verwijderd worden, 
	omdat hierin bijzonder agressieve zuren aanwezig zijn.
- Gebruik nooit hogedrukreinigers.
- Bij het gebruik van stoomreinigers of hogedrukreinigers een 
	geschikte afstand bewaren en de maximumtemperatuur van 60°C niet 
	overschrijden.
Schade, wijzigingen en waterinfiltraties kunnen optreden 
	als de afstand te klein is. 
- Als een spuitlans wordt gebruikt, richt deze dan niet op de 
	randen van de stof en het frame van de achterruit om te voorkomen dat 
	water binnendringt.
- Gebruik nooit alcohol, benzine, chemische producten, 
	reinigingsmiddelen, vlekkenverwijderaars, was, oplosmiddelen en "was- en 
	polijstmiddelen".
- Spoel zeepresten onmiddellijk af om vlekken en kringen te 
	voorkomen. Herhaal de handeling indien nodig.
- Onmiddellijk afspoelen en deze handeling zo nodig herhalen.
Als 
	u het vouwdak weer waterdicht wilt maken, de instructies op de verpakking 
	van het door u gekozen waterdichtmakende product strikt opvolgen om 
	optimale resultaten te behalen. 
- De rubberen pakkingen van het vouwdak mogen uitsluitend met 
	water gereinigd worden. Als opgemerkt wordt dat deze droog of kleverig 
	zijn, breng dan talkpoeder aan of gebruik producten voor de verzorging 
	van rubber (siliconenspray).
- Het gebruik van dwarsstangen bovenop de stangen in de lengte 
	verhindert het gebruik van het schuifdak, omdat dit, tijdens het openen, 
	interfereert met de stangen. Bedien het schuifdak dus niet als er 
	dwarsstangen gemonteerd zijn.
8) EOBD-SYSTEEM
Als de contactsleutel naar MAR wordt gedraaid en het lampje 
 gaat niet 
branden of blijft branden/knipperen tijdens het rijden (en er verschijnt ook 
een melding op de display, voor bepaalde versies/markten), neem dan zo snel 
mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk. De werking van het
 gaat niet 
branden of blijft branden/knipperen tijdens het rijden (en er verschijnt ook 
een melding op de display, voor bepaalde versies/markten), neem dan zo snel 
mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk. De werking van het
 waarschuwingslampje kan gecontroleerd worden door de verkeerspolitie met de 
juiste uitrusting.
 
waarschuwingslampje kan gecontroleerd worden door de verkeerspolitie met de 
juiste uitrusting.
Leef de wetten en regels van het land waar u in rijdt na.
9) PORTIEREN
Verzeker u ervan de sleutel mee te nemen nadat een portier of de 
achterklep is vergrendeld, om te voorkomen dat de sleutel zelf in het 
voertuig wordt opgesloten. Als de sleutel binnen is opgesloten, kan hij 
alleen teruggekregen worden met de bijgeleverde tweede sleutel.
10) MULTIMEDIA
	- Maak het glas van het frontpaneel en display alleen schoon met 
	een zachte, schone, droge, anti-statische doek.
Reinigings- en 
	polijstmiddelen kunnen het oppervlak beschadigen. Gebruik nooit alcohol, 
	benzine en afgeleide producten. 
- Gebruik het display niet als basis voor steunen met zuignappen 
	of kleefmiddelen voor externe navigatiesystemen, smartphones of 
	dergelijke apparaten.
11) DIESELBRANDSTOF TANKEN
Voertuigen met een dieselmotor mogen uitsluitend getakt worden in 
overeenstemming met de Europese EN 590-norm.
Het gebruik van andere producten 
of mengsels kan de motor onherstelbaar beschadigen en derhalve de garantie, 
door de veroorzaakte schade, ongeldig maken. Als per ongeluk andere 
brandstofsoorten worden getankt, mag de motor niet gestart worden. Ledig de 
tank. Als de motor ook maar heel kort heeft gewerkt, moet behalve de tank het 
complete brandstoftoevoercircuit geledigd worden.
12) VEILIGHEIDSGORDELS - GORDELSPANNERS
Werkzaamheden die leiden tot stoten, trillingen of plaatselijke verhitting 
in de zone rondom de gordelspanners (meer dan 100°C gedurende ten hoogste 6 
uur) kunnen de gordelspanners beschadigen of in werking doen treden. Neem 
contact op met een dealer van het Fiat Servicenetwerk voor eventuele 
werkzaamheden aan deze componenten.
13) DE MOTOR STARTEN EN AFZETTEN
	- Tijdens de eerste gebruiksperiode adviseren wij om overmatige 
	belasting van de auto te voorkomen (bijvoorbeeld buitensporige 
	acceleraties, lang rijden op toptoeren, buitensporig intens remmen, enz.) 
	zodra de motor is gestart.
- Laat de contactsleutel nooit in de stand MAR staan als de motor 
	is afgezet, zodat de accu niet onnodig wordt ontladen.
- Als het waarschuwingslampje  na het starten of na langdurig 
	"aanzwengelen" 60 seconden knippert, duidt dit op een defect van de 
	gloeibougies. na het starten of na langdurig 
	"aanzwengelen" 60 seconden knippert, duidt dit op een defect van de 
	gloeibougies.Als de motor start kan de auto normaal gebruikt worden, 
	maar moet men zo snel mogelijk naar een Fiat Servicepunt gaan. 
- Probeer de motor nooit te starten door de auto te duwen, te 
	slepen of van een helling af te laten rijden. Hierdoor kan brandstof in 
	de katalysator terechtkomen die hierdoor onherstelbaar beschadigd wordt.
- Gebruik nooit een accusnellader om de motor te starten, 
	aangezien deze de elektronische systemen kan beschadigen, met name de 
	regeleenheden van de ontsteking en de brandstoftoevoer.
- Verbind de startkabel niet met de minklem (–) van de lege accu. 
	De afgegeven vonk kan explosie van de accu tot gevolg hebben en ernstige 
	schade veroorzaken.
Gebruik alleen het specifieke massapunt; gebruik geen 
	andere blootgestelde metalen onderdelen. 
- Even snel gas geven voordat de motor wordt uitgezet heeft geen 
	enkel nut, verspilt brandstof en is, vooral voor motoren met 
	turbocompressor, schadelijk.
14) GEBRUIK VAN DE VERSNELLINGSBAK MANUAL EN DUALOGIC
	- Rijd niet met de hand op de versnellingspook aangezien de 
	uitgeoefende druk, hoe licht ook, na verloop van tijd kan leiden tot 
	slijtage van de interne onderdelen van de versnellingsbak.
- Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk in 
	geval van een storing in de versnellingsbak om het systeem te laten 
	controleren.
- Houd de hand niet langer op de versnellingspook dan strikt 
	noodzakelijk is voor het schakelen of voor de Auto/Manual bediening.
- Door onjuist gebruik van de peddels (peddels naar het dashboard 
	geduwd) kunnen deze afbreken.
- Om de werking van de koppeling te sparen mag men het gaspedaal niet 
	gebruiken om de auto stil te houden (bijv.): bij stilstand op een 
	helling); de koppeling kan dan oververhit en beschadigd raken; gebruik in 
	dit geval het rempedaal en bedien het gaspedaal alleen als u gereed bent 
	om weg te rijden.
- Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk als de berichten op 
	het display niet verdwijnen.
15) SNEEUWKETTINGEN
	- Beperk de snelheid wanneer er sneeuwkettingen zijn gemonteerd; 
	overschrijd de 50 km/h niet.
- Bedien het gaspedaal uiterst voorzichtig als sneeuwkettingen 
	gemonteerd zijn; voorkom of beperk het risico op doorslippen van de 
	aandrijfwielen die breuk van de ketting en bijgevolg beschadiging van de 
	carrosserie of de mechanische onderdelen kunnen veroorzaken.
- Vermijd kuilen, trottoirbanden en stoepen en rijd geen lange 
	stukken op sneeuwvrije wegen om de auto en het wegdek niet te 
	beschadigen.
16) STOPCONTACT
Het stopcontact is geschikt voor accessoires met een maximum vermogen van 
180 W (maximum stroomverbruik 15 A).
17) DIESELFILTER
Water in het brandstofcircuit kan het inspuitsysteem ernstig beschadigen 
en een onregelmatige werking van de motor veroorzaken.
Als het lampje of 
het symbool  op het kleurendisplay gaat branden, neem dan onmiddellijk 
contact op met het Fiat Servicenetwerk om het systeem te laten aftappen.
 op het kleurendisplay gaat branden, neem dan onmiddellijk 
contact op met het Fiat Servicenetwerk om het systeem te laten aftappen.
Als het lampje onmiddellijk na het tanken gaat branden, kan het zijn dat 
er tijdens het tanken water in de tank terecht is gekomen: zet de motor 
onmiddellijk uit en neem contact op met het Fiat Servicenetwerk.
19) LAMPEN EN ZEKERINGEN
	- Raak alleen het metalen gedeelte van halogeenlampen aan.
Het 
	aanraken van de bol met de vingers kan de lichtopbrengst van de lamp 
	beperken en zelfs de levensduur van de lamp in gevaar brengen. Als de bol 
	per ongeluk toch wordt aangeraakt, moet hij worden schoongewreven met een 
	doekje bevochtigd met alcohol en laat hem vervolgens drogen. 
- Laat de lampen bij voorkeur vervangen door het Fiat 
	Servicenetwerk.
De correcte werking en regeling van de buitenverlichting 
	is van fundamenteel belang voor de rijveiligheid en is bovendien een 
	wettelijke vereiste. 
- Deze ingreep moet verricht worden door alle 
	voorzorgsmaatregelen te treffen om beschadiging van de carrosserie te 
	voorkomen (gebruik een voldoende dik en stevig plastic kaartje).
- Als de motorruimte moet worden schoongespoten, voorkom dan dat 
	de waterstraal rechtstreeks op de zekeringenkast in de motorruimte wordt 
	gericht.
20) DE AUTO OPKRIKKEN
Bij uitvoeringen uitgerust met zijskirts, dient u met name te letten op 
het positioneren van de hefarmen in de werkplaats.
21) GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA
	- Benzineversies: Indien het voertuig hoofdzakelijk rond de stad 
	wordt gebruikt of indien er minder dan 10.000 km per jaar wordt gereden, 
	dienen de motorolie en het motoroliefilter iedere 12 maanden te worden 
	vervangen.
- Dieselversies: Als het voertuig overwegend in stadsverkeer wordt 
	gebruikt, dan moeten de motorolie en het oliefilter elke 12 maanden 
	worden vervangen.
22) SERVICE: NIVEAUS CONTROLEREN
23) PARAFLU UP
Het motorkoelsysteem moet worden gevuld met PARAFLUUP antivries.
Vul 
koelvloeistof bij met dezelfde kenmerken als de koelvloeistof waarmee het 
koelsysteem reeds is gevuld. PARAFLUUP mag niet met andere typen vloeistoffen 
worden gemengd.
Mocht dit toch gebeuren, start de motor dan in geen geval en 
neem contact op met het Fiat Servicenetwerk.
24) VERVANGING ACCU
Onjuiste installatie van elektrische en elektronische apparatuur kan 
leiden tot ernstige schade aan de auto. Als u na de aankoop van uw voertuig 
accessoires wilt installeren (antidiefstal, etc.), ga naar een Fiat 
Dealership, dat de meest geschikte apparaten zal aanraden en zal controleren 
of een accu met een grotere capaciteit gemonteerd moet worden.
25) PARKEERSENSOREN
26) UITGEWERKTE MOTOROLIE
Om motorschade te voorkomen, wordt geadviseerd de motorolie te verversen 
wanneer het rode  lampje aangaat, of het gele
 lampje aangaat, of het gele
 lampje vast gaat branden 
(voor bepaalde versies/markten).
 lampje vast gaat branden 
(voor bepaalde versies/markten).
Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk.
27) CARROSSERIE
	- Vermijd het wassen met rollen en/of borstels in autowasstraten. 
	Gebruik voor het wassen van het voertuig, uitsluitend met de hand, 
	pH-neutrale reinigingsmiddelen; afdrogen met een vochtige zeem. Schuur- 
	en/of polijstmiddelen mogen niet gebruikt worden om het voertuig schoon 
	te maken.
- Vogelpoep moet zo snel en zo goed mogelijk verwijderd worden, 
	omdat hierin bijzonder agressieve zuren aanwezig zijn
- Vermijd (indien mogelijk) om het voertuig onder bomen te parkeren; 
	verwijder plantaardige harsen onmiddellijk omdat deze, als ze drogen, 
	alleen verwijderd kunnen worden met schuur- en/of polijstmiddelen die ten 
	zeerste afgeraden worden omdat ze de karakteristieke matheid van de lak 
	kunnen aantasten.
- Het is niet raadzaam te reinigen met een hogedrukreiniger, 
	mocht u er toch een gebruiken moet u een minimale afstand van 40 cm 
	aanhouden en het water moet op kamertemperatuur zijn.
28) RUITEN
Gebruik geen onverdunde ruitensproeiervloeistof om de voor- en achterruit 
te reinigen; verdun dit met minstens 50% water.
29) LPG
Onder speciale gebruiksomstandigheden:
	- starten en werking bij lage omgevingstemperatuur
- toevoer van LPG met laag propaangehalte, kan het systeem 
	tijdelijk overschakelen naar werking op benzine, zonder dat er op het 
	instrumentenpaneel een indicatie van het omschakelen verschijnt.
In geval van:
	- lage LPG-niveaus in de tank
- vraag naar hoge prestaties (bijv. inhalen, volledig beladen 
	auto, steile hellingen), kan het systeem automatisch overschakelen naar 
	werking op benzine om de vereiste motorprestaties te garanderen; in dit 
	geval wordt de overschakeling aangegeven door het aangaan van de oranje 
	(benzine) led en het uitgaan van de groene (LPG) led op de schakelaar. 
	Als bovengenoemde omstandigheden zich niet meer voordoen, keert het 
	systeem automatisch terug naar werking op LPG; de oranje led (benzine) 
	gaat uit en de groene led (LPG) gaat branden op de schakelaar.
- Om bovenbeschreven automatische omschakeling te verkrijgen, moet u 
	zich ervan verzekeren dat er altijd voldoende brandstof in de benzinetank 
	zit.
- Daarom moet er altijd voldoende benzine in de tank zitten om de 
	benzinepomp te beschermen en tijdelijke overschakeling van LPG naar 
	benzine te garanderen.
30) EEN WIEL VERVANGEN
Zorg voor voldoende werkruimte bij het opkrikken om schaafwonden aan uw 
hand door contact met de grond te voorkomen. Ook de bewegende delen van de 
krik ("wormschroef" en gewrichten) kunnen verwondingen veroorzaken: raak deze 
delen niet aan. In geval van accidenteel contact met smeervet, het 
betreffende deel zorgvuldig schoonmaken.
31) SNELLE BANDENREPARATIEKIT FIX&GO
	
	Persoonlijke veiligheid
	
   1) DE SLEUTELS
Druk knop B fig. 9 alleen in wanneer de sleutel ver genoeg van het 
lichaam, vooral de ogen, en van voorwerpen die snel beschadigen (bijvoorbeeld 
kleding) is verwijderd.
Laat de sl ...
 
	
	Milieubescherming
	
   1) SLEUTELS- AFSTANDSBEDIENING
Lege batterijen moeten overeenkomstig de wet in speciale bakken 
gedeponeerd worden. Ze kunnen ook ingeleverd worden bij het Fiat 
Servicenetwerk dat voor hun verwerk ...