Uw auto is uitgerust met een bandenspanningswaarschuwingssysteem.
Terwijl de auto rijdt, controleert het systeem de schommelingen in de wielsnelheidssignalen die door de snelheidssensor naar het remfunctieregelsysteem wordt verzonden.
Dit informeert de bestuurder wanneer de bandenspanning laag is.
Initialiseren van het bandenspanningswaarschuwingssysteem
■ Het bandenspanningswaarschuwingssysteem moet worden gereset als de band wordt gewisseld.
Als het bandenspanningswaarschuwingssysteem wordt geïnitialiseerd, wordt de actuele bandenspanning als referentiespanning beschouwd.
■ De initialisatieprocedure
Zorg er daarnaast voor dat de banden koud zijn bij de initialisatie en bij het aanpassen van de bandenspanning.
■ Initialiseren van het bandenspanningswaarschuwingssysteem
1. Parkeer de auto op een veilige plaats en zet het contact UIT.
Er kan niet worden geïnitialiseerd wanneer de auto rijdt.
2. Breng de banden op de voorgeschreven spanning bij koude banden.
Breng de banden op de voorgeschreven spanning voor de banden in koude toestand. Deze spanning vormt de referentiespanning voor het bandenspanningswaarschuwingssysteem.
3. Zet het contact AAN.
4. Houd de resetknop van het bandenspanningswaarschuwingssysteem ingedrukt tot het waarschuwingslampje lage bandenspanning drie keer langzaam knippert.
■Situaties waarin het bandenspanningswaarschuwingssysteem mogelijk niet goed werkt (indien aanwezig)
- Er zijn banden met een niet-standaardformaat of banden van een andere fabrikant gemonteerd.
- De auto heeft velgen van verschillende maten of fabrikanten.
- De auto maakt gebruik van winterbanden, een compact reservewiel (indien aanwezig) of sneeuwkettingen.
- Er wordt gereden met een snelheid die lager is dan ongeveer 40 km/h.
- De auto rijdt op een glad wegdek of over onverharde wegen.
■Bij het controleren of vervangen van de banden Houd u aan de volgende voorzorgsmaatregelen om ongevallen te voorkomen.
Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregelen, kan schade aan de aandrijflijn veroorzaken en gevaarlijke rijeigenschappen tot gevolg hebben, waardoor een ongeval met ernstig letsel kan ontstaan.
Gebruik ook geen banden met duidelijk verschillende slijtagepatronen door elkaar.
Door het gebruik van banden waarvan het verleden onbekend is, loopt u extra risico.
■Bij het initialiseren van het bandenspanningswaarschuwingssysteem (indien aanwezig) Druk niet op de resetknop van het bandenspanningswaarschuwingssysteem voordat de banden op de voorgeschreven spanning zijn gebracht. Anders kan het voorkomen dat het waarschuwingslampje voor de lage bandenspanning niet gaat branden terwijl de bandenspanning te laag is, of wel gaat branden terwijl de bandenspanning in orde is.
■Onderhoud van de banden (auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem) De spanning van elke band, inclusief het reservewiel (indien aanwezig) moet maandelijks in koude toestand worden gecontroleerd. Indien nodig dient de spanning op de juiste waarde te worden gebracht, zoals deze is voorgeschreven door de autofabrikant en zoals deze vermeld staat in de voertuigdocumentatie of op het bandenspanningslabel (informatielabel bandenspanning en belasting). (Wanneer uw auto is uitgerust met een ander formaat banden dan aangegeven op de voertuigdocumentatie of op het bandenspanningslabel [informatielabel bandenspanning en belasting], moet u de juiste bandenspanning voor die banden bepalen.) Als een extra veiligheidsmaatregel is uw auto uitgerust met een bandenspanningsbewakingssysteem (TPMS; bandenspanningswaarschuwingssysteem) dat een waarschuwingslampje voor lage bandenspanning laat branden wanneer een of meer banden een veel te lage bandenspanning hebben. Dienovereenkomstig dient u, wanneer het waarschuwingslampje voor lage bandenspanning gaat branden, de auto zo spoedig mogelijk stil te zetten, uw banden te controleren en ze op de juiste spanning te brengen.
Wanneer op een band met een te lage spanning rijdt, raakt de band oververhit en kan deze beschadigd raken. Een te lage bandenspanning zorgt ook voor een hoger brandstofverbruik en een lagere levensduur van het loopvlak en heeft mogelijk een negatief effect op de handling en de remkwaliteiten van uw auto.
Het TPMS (bandenspanningswaarschuwingssysteem) is echter geen vervanging voor echt bandenonderhoud. Het is de verantwoordelijkheid van de bestuurder om de banden op de juiste spanning te houden, ook wanneer de bandenspanning nog niet zo laag is dat het waarschuwingslampje voor lage bandenspanning gaat branden.
Uw auto is ook uitgerust met een storingscontrolelampje voor het TPMS (bandenspanningswaarschuwingssysteem) om aan te geven wanneer het systeem niet juist werkt. Het storingscontrolelampje voor het TPMS (bandenspanningswaarschuwingssysteem) vormt een geheel met het waarschuwingslampje voor lage bandenspanning. Wanneer het systeem een waarschuwing signaleert, knippert het waarschuwingslampje gedurende ongeveer een minuut en blijft daarna continu branden. Zolang de storing blijft bestaan blijft dit zo doorgaan, ook wanneer de auto weer wordt gestart.
Wanneer het storingscontrolelampje brandt, kan het systeem mogelijk niet naar behoren een lage bandenspanning signaleren of aangeven.
Storingen in het TPMS (bandenspanningswaarschuwingssysteem) kunnen zich om door allerlei oorzaken voordoen, waaronder door het plaatsen of vervangen van banden of het wisselen van de wielen van de auto, waardoor het TPMS niet meer goed werkt. Controleer altijd het storingscontrolelampje voor het TPMS (bandenspanningswaarschuwingssysteem) nadat u een of meer banden of wielen van uw auto hebt vervangen om er zeker van te zijn dat het systeem goed werkt.
■Voorzorgsmaatregelen bij het vervangen van banden (auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem) Wanneer er verschillende soorten banden of banden van verschillende merken worden gebruikt, werkt het bandenspanningswaarschuwingssysteem mogelijk niet goed.
■Rijden over onverharde wegen Wees extra voorzichtig bij het rijden over onverharde wegen en wegen met kuilen.
Dergelijke omstandigheden hebben mogelijk een verlaging van de bandenspanning tot gevolg, waardoor de verende werking van de banden vermindert.
Bovendien kunnen de banden zelf en de velgen en carrosserie beschadigd raken bij het rijden over onverharde wegen.
■Brede banden (auto's met 165/60R15 banden) Het gebruik van brede banden kan leiden tot meer schade aan de velg bij het rijden op een slecht wegdek. Let daarom goed op de volgende punten:
■Als tijdens het rijden in elke band een te lage bandenspanning ontstaat Rijd niet verder als de bandenspanning te laag is, anders kunnen de banden en/of velgen ernstig beschadigd raken.
Mercedes-Benz A-Klasse. DYNAMIC SELECT toets (alle auto's behalve Mercedes-AMG auto's)
Met de DYNAMIC SELECT toets selecteert u het rijprogramma.
Afhankelijk van het geselecteerde rijprogramma worden de volgende
voertuigeigenschappen gewijzigd:
de aandrijving (motor- ...
Mercedes-Benz A-Klasse. Automatisch van binnenuit openen en sluiten
Belangrijke veiligheidsaanwijzingen
WAARSCHUWING Bij het automatisch sluiten van de achterklep kunnen
lichaamsdelen bekneld raken. Bovendien kunnen er zich
personen in het sluitgebi ...
Peugeot 108. Technische gegevens
Motoren
...B1: 3-deurs. ...H1: 5-deurs. ...P1: 3-deurs met vouwdak.
...W1: 5-deurs met vouwdak.
* Het maximumvermogen komt overeen met de op de testbank gehomologeerde
waarde, onder de omstand ...